65.000 gestolen levens en niemand kijkt om
Je redt geen kind door zijn verleden te wissen
Er leven in Nederland zo’n 65.000 geadopteerden. Mensen die bestaan op papier, maar van wie een groot deel van hun verleden is gewist. Niet kwijt, niet vergeten: bewust vernietigd, vervalst of achtergehouden. Ze dragen een naam die ze niet zelf kozen. Een geboortedatum die niet klopt. Een afkomst waar vraagtekens achter staan. En wie antwoord zoekt, krijgt zwarte inkt en bureaucratisch gestamel.
Een kind dat ooit als ‘gered’ werd gepresenteerd, staat tientallen jaren later met lege handen. Geen dossier, geen duidelijkheid, geen stem. Alleen de koude boodschap: dit gaat je niks aan.
In Nederland doet men alsof adoptie een nobele daad is, een heldendaad bijna. Maar wie volwassen wordt met een gat in zijn identiteit, merkt al snel: je staat er alleen voor. Psychische nazorg? Vergeet het maar. Zelfs iemand die gewoon luistert zonder oordeel is al zeldzaam.
Zoals Kelly-Qian van Binsbergen het terecht zegt: “Waarom the fuck krijgen we geen psychische nazorg als we volwassen zijn?” Omdat het systeem liever vasthoudt aan het sprookje. Dat van de blije baby in nieuwe armen. Dat van het kind dat ‘nu eindelijk kansen krijgt’. Alsof het verleden uitgewist kan worden met een Nederlands paspoort en een glimlach voor de familiefoto.
Adoptie is geen sprookje. Het is ontworteling verpakt als redding. Het is rouw in een keurig dossier. Het is overleven in een omgeving die jou pas accepteert als je dankbaar glimlacht, zelfs als je huilt vanbinnen.
“Niet alle geadopteerden hebben toch problemen?” Dat is de dooddoener van mensen die liever niet luisteren. Alsof ellende pas telt als het collectief is. Alsof het trauma van duizenden niet genoeg is. Deze vraag is geen nieuwsgierigheid, het is een muilkorf. Dit gaat niet over cijfers, dit gaat over mensen die geleerd hebben dat liefde afhangt van hoe goed je je aanpast. Over mensen die zijn opgegroeid met het idee dat zwijgen veiliger is dan eerlijk zijn. Dit gaat over overleven, elke dag opnieuw.
Het zaadje werd geplant in 1967, toen schrijver Jan de Hartog bij Mies Bouwman op televisie zei: “Al red je er maar één.” Zes woorden die klonken als hoop, maar de poort openden naar iets wat veel groter, veel grijzer en veel grimmiger zou worden. Het was het begin van de interlandelijke adoptiegolf. Onder het mom van redding begon de handel in kinderen. Een systeem waarin moeders in kraamkamers kinderen baarden die al bestemd waren voor anderen. Waar ouders in arme landen onder druk afstand deden, of waar kinderen simpelweg gestolen werden en in een dossier terechtkwamen dat hen zou losmaken van alles wat ooit vertrouwd was. Wat begon als nobele intentie werd een markt, een logistiek proces waarin geboortedata flexibel waren, identiteiten vervalst, en waarheid vooral hinderlijk. De papieren klopten, de levensverhalen niet.
Als kind wist je het instinctief: je moet je voegen. Je moest lachen als je liever huilde. Stil zijn als je vragen had. Braaf zijn als je boos was. Je werd niet begeleid, je werd gekneed. Elke keer dat je iets anders deed dan verwacht, werd je teruggefloten. En als je niet luisterde? Dan kwam het: ‘Ga maar terug naar je eigen land.’ Niet verzonnen, maar echt gezegd. Door volwassenen. Door leeftijdsgenoten. Alsof je een retourbon had. Alsof dat land er ooit voor jou was. Alsof je überhaupt ooit ergens mocht wortelen.
Adoptie is geen wondermiddel. Het is een enorme ingreep in een leven dat nog moest beginnen. En wie beweert dat liefde alles heelt, heeft nog nooit de stilte gevoeld van een zwartgelakt dossier.
De overheid heeft duizenden adoptiedossiers vernietigd. Niet per ongeluk, maar doelbewust. In 1983 en 1999, tegen de regels in, tegen alles wat rechtvaardig is. Mensen die nu vragen stellen over hun afkomst, krijgen een muur van zwijgen of een kale map met zwartgelakte regels. Loop je vast omdat je identiteit je is afgenomen, dan komt de zorg met een sticker: bindingsangst, persoonlijkheidsstoornis, verlatingsangst. Alsof ze daarmee kunnen verklaren wat je mist. Alsof een diagnose iets oplost. Alsof een label de diefstal van je bestaan ineens begrijpelijk maakt.
De hulpverlening weet zich geen raad. Ze grijpen terug op lijstjes, methodes en theorieën die niets zeggen over wat het betekent om ontworteld te zijn. Ze luisteren zogenaamd maar komen vervolgens met standaardadviezen: ademhalingsoefeningen, ‘leer je grenzen aan te geven’, ‘ga wandelen’. Alsof dit een burn-out is. Dit is geen overbelasting. Dit is een breuk met jezelf. Een leven lang zoeken naar stukken die ooit bewust zijn weggehaald.
En die cijfers? Die slaan in als een klap. Volgens commissie Joustra hebben geadopteerden 16% meer kans op psychische problemen. En volgens Lynn Zubov is het suïcidecijfer onder geadopteerden maar liefst 35 keer hoger dan bij niet-geadopteerden. Onder afstandsmoeders zelfs 600 keer. Dat zijn geen cijfers, dat zijn alarmbellen. Maar het past niet in het plaatje, dus zwijgt men.
Wat niemand zegt: die gevoelens komen niet uit het niets. Ze overvallen je. Ongevraagd, onuitgenodigd, als een demon die je opslokt op een gewone dinsdag. Wanneer je dacht dat je even adem had. En dan zit je daar weer, met die leegte waarvoor geen diagnose bestaat. Dit zijn mijn demonen die spelen, die je uitdagen en het randje opzoeken.
Zorgverleners, politici, adoptieouders: jullie willen redden? Dan begint het niet met verplaatsen, maar met erkennen. Niet met het wissen van een verleden, maar met het teruggeven ervan. Geen diagnoses strooien alsof het pleisters zijn, maar gewoon luisteren. Eerlijk zijn over wat er écht is gebeurd. De moed hebben om te zeggen: ‘Ik weet niet hoe dit voelt, maar ik luister. Ik blijf.’
Want je redt een kind niet door het in een nieuw huis te zetten en te hopen dat alles goedkomt. Je redt het door zijn verhaal terug te geven. Door ruimte te maken voor de pijn, de breuken, de waarheid. Niet om het op te lossen, maar omdat het gehoord moet worden. Dáár begint het pas echt. Je redt een kind niet door het in een nieuw huis te zetten. Je redt het door het verhaal terug te geven. Door eerlijk te zijn. Door ruimte te maken voor wat er écht gebeurd is. Niet door diagnoses te plakken, maar door te luisteren. En te erkennen dat je niet weet hoe dit voelt en dat dat al een begin is.
Gered ben je pas als je niet alleen een dak krijgt, maar ook je verhaal terug. Als je mag weten waar je vandaan komt, zonder smoezen, zonder zwartgelakte documenten. Als je mag zeggen: dit is wat het met mij deed en niemand je afkapt met ‘je moet het loslaten’.
Zodra je eerlijk durft te zijn over je pijn, over het verlies van iets wat je nooit hebt mogen kennen, krijg je het verwijt dat je in een slachtofferrol kruipt. Maar dat is te makkelijk. Het echte slachtofferschap zit niet in het spreken, maar in het jarenlang je mond houden. Omdat je anders wordt weggezet als ondankbaar, als lastig.
Er is niets dappers aan stil zijn als het je breekt. Echte moed zit in het openbreken van de stilte. In het benoemen wat jarenlang is weggestopt. Niet voor het drama, niet om de aandacht, maar omdat de waarheid het laatste is wat ze je nog niet hebben afgenomen.
Dit is wél een aanklacht tegen het huidige systeem. Tegen het gemak waarmee adoptie over landsgrenzen wordt geregeld, terwijl adoptie in eigen land steeds moeilijker wordt gemaakt. Alsof een kind verplaatsen goedkoper, makkelijker en efficiënter is dan investeren in steun voor moeder en kind daar waar ze zijn geboren.
We doen net alsof buitenlands adopteren nobeler is, terwijl het vaak draait om beschikbaarheid, niet om noodzaak. Temu komt hier ook niet omdat we hun spullen zo hard nodig hebben, maar omdat de markt hier duur is. De adoptie-industrie werkt volgens dezelfde logica. Alleen gaat het niet om spullen, maar om kinderen.
Adoptie zonder nazorg, zonder waarheidsvinding, zonder bescherming van de oorspronkelijke band dát is waar deze aanklacht over gaat. Zolang dat ontbreekt, blijft adoptie geen redding, maar een stil geaccepteerde vorm van verliesvergroting.
Voor wie bleef terwijl het kind verdween
Je was nog warm van mij, en toen al weggenomen
Een huil, een blik dat is wat ik mocht houden
Terwijl de lucht mij kil en kleurloos overviel
Mijn hart gebroken, maar niemand die kwam rouwen
Jij ging een toekomst in, ik bleef stil.
Ze noemden het een kans, een beter leven
Maar wie beslist wat beter is voor wie?
Ze sloten deuren, zonder iets te geven
En maakten mij een bladzijde in jouw biografie.
Ze zeiden: “We weten wat het beste is voor beiden.”
Maar wat wisten zij van liefde of verlies?
Van slapeloze nachten, bloed, geboortelijden
Of de wond die nooit heelt, hoe je het ook kiest.
Je naam werd anders, je wieg stond ver
Ze gaven je aan vreemden met lege papieren
Maar ik voelde je, elke dag, steeds meer
Mijn melk stopte, maar mijn hart bleef zwieren.
Ze noemden mij zwak, ongeschikt, niet stabiel
Maar hadden geen idee van wat ik doorstond
Geen hulp, geen hand, alleen hun grijs profiel
En jij, mijn kind, verdween in andermans grond.
Maar jij bent niet vergeten, jij blijft van mij
Of je mij nu kent of mij ontkent
Er is een draad, onzichtbaar maar vrij
Die door niets of niemand wordt ontkent.
Dus voor alle moeders die zijn leeggeroofd
Van wie het moederschap werd ontkend, gebroken
Jullie liefde is echt, jullie stem is geloofd
En wordt op een dag hardop uitgesproken.
Nieuwsbrief? Ja, maar zonder poeha
Ja, je ziet veel op internet. Maar niet met mijn woorden, mijn scherpte en mijn humor.
Schrijf je in als je:
- Genoeg hebt van lege updates
- Soms wilt lachen én nadenken
- Wilt weten waar ik me nu weer druk om maak
Kort, scherp en alleen als het ergens over gaat.